In eerdere
blogs heb ik een aantal aspecten van straattaal besproken: hoe het Sranan Tongo
het straattaalvocabulaire beïnvloedt, hoe sprekers spelen met lettergrepen en
medeklinkers, welke rol het Marokkaans-Nederlandse accent speelt, hoe sprekers Nederlandse
woorden een nieuwe betekenis geven en hoe ze innoveren met plaatsnamen en
etnoniemen (www.khalidmourigh.blogspot.com). Hopelijk hebben deze blogposts de
lezer op zijn minst duidelijk gemaakt dat straattaal, zoals alle talen en
dialecten, aan structuur gebonden is. Het is dus veel te gemakkelijk om te
zeggen dat straattaal simpelweg “slecht” Nederlands is en dat er sprake is van
algemene taalverloedering.
Etnische
minderheden hebben een duidelijk stempel op straattaal gedrukt. Straattaal is
echter etnisch overstijdend en wordt door mensen van allerlei etnische achtergronden
gebezigd. De populaire cultuur die ermee geasoccieerd wordt, draagt bij aan een
negatief beeld vanuit de mainstream. Straattaal
is vaak ontstaan in een straatcultuur die geasoccieerd wordt met “een macho-masculiene opvoeding, een rebelse
houding, extreem materialisme, de verheerlijking van geweld en brutaliteit, de
nadruk op uiterlijk vertoon en de vrouw die bezien wordt als lustobject of
gebruiksvoorwerp” (El Hadioui, 2010: 13).
Het is echter niet zo simpel om straattaal alleen daarmee te
associëren. Het onderscheid tussen primaire en secundaire socialisatie, dat in
de omschrijving van straatcultuur gemaakt wordt, is ook relevant voor
straattaal.
De jongeren die de primaire socialisatie hebben doorgemaakt zijn echt
van de straat en hebben de betekenissystemen, de codes, de ambities en de taal
zodanig geïnternaliseerd dat de straatcultuur ook echt hun levensstijl is. Dit
zijn vaak jongeren die opgegroeid zijn in de straten van stedelijke
volkswijken, in de nabijheid van oudere jongens en meisjes die als role models
hebben gefungeerd en die de hele cyclus van hinderlijk, overlastgevend en
uiteindelijk crimineel gedrag hebben afgelegd. (El Hadioui, 2010: 18)
Zij
verschillen van jongeren die een secundaire socialisatie hebben doorgemaakt die “vaker afkomstig [zijn] uit suburbane
omgevingen.” Zij leven niet “in” de straatcultuur, zij beleven hem. “Voor hen is de straatcultuur een spel, een
mode en een tijdelijke bevlieging. Zij kunnen zonder al te veel problemen
‘switchen’ tussen verschillende levensstijlen.” (El Hadioui, 2010: 18)
En onder levensstijl kan ook straattaal geschaard worden. Taalkundigen
nemen aan dat jongeren vaak kunnen schakelen tussen verschillende varianten.
Als straattaal en schooltaal dan als verschillende varianten worden gezien, dan
nemen ze dus aan dat schakelen tussen de twee varianten probleemloos verloopt.
Hoewel veel jongeren dat inderdaad kunnen, zullen jongeren met een primaire
socialisatie daar vaker moeite mee hebben. Dat heeft niet persé betrekking op individuen
binnen deze groep, maar wel op de sociale kringen waarin ze verkeren.
Het risico bestaat dus dat
jongeren niet voldoende input van de schooltaal krijgen, dat het risico op een
achterstand vergroot. Ze kunnen dan misschien in meer of mindere mate schakelen,
maar bereiken vaak niet het vereiste niveau. Het staat buiten kijf dat dit
allerlei negatieve consequenties heeft voor hun carrièreontwikkeling, zowel op
school als daarbuiten.
Wat is Schooltaal?
Een
andere benaming voor schooltaal is ook wel Cognitieve Academische Taalvaardigheid
(CAT). CAT wordt in tegenstelling tot thuistaal, ook wel Dagelijkse Academische
Vaardigheid (DAT), gekenmerkt door een
uitgebreide woordenschat, abstracte taal, specifieke woorden, lange zinnen,
argumentatie en verwijzing naar “toen en daar”.
Het
is niet verwonderlijk dat straattaal vanwege de context waarin het gebruikt
wordt, veel overeenkomsten heeft met DAT; de woordenschat is beperkt, de
woorden zijn concreet, de zinnen zijn kort, je praat vooral over het hier en
nu, je hebt vaak de context nodig om de taal te snappen.
De
woordenschat is beperkt tot voor jongeren relevante zaken, zoals het andere
geslacht, aan status gerelateerde zaken, en criminele en illegale zaken.
Bijzinnen komen vaak niet voor in straattaal, ook wordt er door het ontbreken
van de lidwoorden vaak in telegramstijl gepraat.
Een
complicerende factor is het bestaan van de vele erfgoedtalen in Nederland. Als
je een andere thuistaal hebt, zoals in de superdiverse steden veelal het geval
is, dan ontbreekt er nog meer input van de schooltaal (Extra, 2001). Dat
betekent niet dat het spreken van meerdere talen persé negatief is,
integendeel, maar er moet een goed taalaanbod zijn voor een optimaal
leerproces. Dat geldt dus ook voor het Standaardnederlands.
Hoewel
ik heb benadrukt dat straattaal een eigen variant is die zijn eigen structuur
en regels kent, zal een professional op school of in het werkveld dit
taalgebruik ongetwijfeld als “gebrekkig” identificeren. En dat heeft
ongetwijfeld negatieve consequenties voor de taalgebruiker. In een
sollitatiegesprek zal zo iemand eerder negatief beoordeeld worden. Kan een
dergelijke spreker niet schakelen naar Standaardnederlands, dan zal dat
ongetwijfeld zijn/haar toegang tot instituties in de samenleving beperken (Grondelears,
2015).
Het
is daarom zaak de academische schooltaal te ontwikkelen en te ondersteunen. Daarvoor
is een gedegen kennis van de door grote groepen jongeren dagelijks gebezigde omgangstaal
noodzakelijk. Daarvoor is dus kennis van de structuur, de woordenschat en de
regels van straattaal nodig. Hoe kunnen wij anders de tekortkomingen en
uitdagingen bepalen? Hoe kunnen we anders de mismatch tussen thuis- en straattaal
en schooltaal bepalen? Hoe verhoudt deze taalvariant zich tot de schooltaal?
Waar moet de (taal)docent op letten? Zijn alle aspecten van straattaal even
relevant en hoe zit het met taalverwerving? Spreken jongeren opzettelijk
straattaal of kunnen zij niet anders?
Straattaaltraining
Deze
en andere vragen zullen behandeld worden in deze cursusreeks over straattaal.
De docent/professional krijgt handvatten aangereikt om kennis over straattaal
op te doen. We zullen kennismaken met de belangrijkste elementen van straattaal
en hoe deze voor de schooltaal wel of niet relevant zijn.
Mijn training voor
docenten.
De
cursus bestaat uit een collegereeks van zes workshops van 1.5 uur.
1. Straattaalonderzoek, internationale
ontwikkelingen
2. Surinaamse invloeden: woordenschat 2 trainingen van 1.5 uur
3. Marokkaanse invloeden: woordenschat en accent 2 trainingen van 1.5 uur
4. Andere talen: Nederlands, Engels, overige talen
5. Grammatica: morfologie, zinsstructuur
6. Omgang met straattaal: stijl of taalvariant?
2. Surinaamse invloeden: woordenschat 2 trainingen van 1.5 uur
3. Marokkaanse invloeden: woordenschat en accent 2 trainingen van 1.5 uur
4. Andere talen: Nederlands, Engels, overige talen
5. Grammatica: morfologie, zinsstructuur
6. Omgang met straattaal: stijl of taalvariant?
Bent u geïnteresseerd,
neem dan contact met mij op:
Reacties
Een reactie posten