
Het boek bevat 22 korte verhalen (136 pagina's) en is volledig in het Riffijns-Berber (Tmazight) geschreven met gebruikmaking van Latijnse letters. Het boek bevat een uitleg over de uitspraak van het Berber (in het Berber). De tekst is getranscribeerd door K. Mourigh. Het boek bevat een aantal tekeningen van de kunstenaar M.Abettoy. De cover is gemaakt door H. el Sekalle.
Ali Amazigh (pseudoniem van Ali Oulad Saddik) is geboren in 1960 in het dorpje Isebbanen vlakbij de stad Nador in Noord-Marokko. Op 14-jarige leeftijd is hij in het kader van de gezinshereniging naar Gorinchem verhuisd, waar hij nog steeds woont en werkt. Ali heeft drie kinderen. Van zijn hand verscheen in 2009 de tweetalige Riffijns-Berberse dichtbundel 'Anqar' 'Opkomst'.
Via de onderstaande links kunt u een tweetal fragmenten uit het boek beluisteren.
Hieronder treft u een fragment aan uit het boek met een Nederlandse vertaling.
Imextan

Ijj n waryaz yareddef ayi dd maca war xas ɛqiřeɣ min yeɛna waryaz a. War ssineɣ
d baba uřa d ɛzizi maca ɛeqřeɣ řami i dayi dd yareddef amenni s tazzřa, uca yeṭṭf
ayi, yeysi y ayi dd, yegg ayi dd degg ijj n tezyawt uca yeysi ayi dd, yus dd
iggur itirar akidi ař mani i dd niweḍ ɣar taddart nneɣ. Yessidf ayi ɣar wexxam
mani qqimen aṭṭas n inewjiwen, issɣim ayi x ca n tsuntawin jar asen, uca
ssentan teggen ayi tiqedduḥin. Sseřhan ayi, tiraren akidi, necc uciɣ aked ca,
ggwdeɣ aṭṭas. War dayi yeysi wexxam nneɣ, uřa d taddart nneɣ. Ssɣimen ayi x
tsuntawin tiqarqacin jar yiryazen. Uca teggen ayi tiqedduḥin, tiraren akidi. Mkuř twařa iqqaṛ ayi uḥejjam nni: ‘Ta
xzar degg wjenna, ayeqq ac jtiti, ayeqq ac jtiti degg wjenna.’ ḥima ad xzareɣ
degg wjenna. Necc lla walu ugiɣ ad xzareɣ degg wjenna. Idweř uḥejjam nni isscan
ayi s ufus nnes ɣar tzeɣwin niɣ ɣar tḥenya iqqaṛ ayi ‘Ayeqq ac jṭiṭi, ayeqq ac
jṭiṭi degg wjenna.’
Waxxa y amenni, amcum nni uḥejjam icemt ayi. Tuɣa yenɣ ayi
di ṣṣeḥḥet inu. War ssineɣ mecḥař d wussan necc kkiɣ heřceɣ. War zemmareɣ ad
kkareɣ uřa ad beddeɣ uřa ma ad nhezzeɣ. War ssineɣ mecḥař n wussan i kkiɣ necc
war ggenfiɣ, aqa ayi ɛad řextu řextu necc zi manawya heřceɣ, xmi dayes i txaṛseɣ
degg uḥejjam nni i dd yusin x umuṭar, ɣars nnwaḍar d imeqqṛanen anict n ɣaffat
nni i zi ɣeṭṭṣen di tisi n řebḥar. Ẓṛiɣ ɣars timecraḍ anict n tinni i zi řessan
řebhayem. Tuɣa meřmi mma i xafi dd yufu wass necc tneɛdameɣ, war zemmareɣ ad
nhezzeɣ ammu uřa yammu. D mammec war zemmareɣ ad kkareɣ zi tassut laxaṭar tuɣa ɣarneɣ
ijj n teɛrawt neddař zzayes. Xenni taɛrawt nni n taḍuft, xmi zzayes neddař uca
iři teřseq xafi x uyezzim nni imextan. Uca iři ssendfeɣ, tazzřeɣ s idammen. War
qqaṛeɣ ad kkareɣ zi tassut ḥima ad raḥeɣ ad ffɣeɣ ɣar weqwar niɣ awarn i
taddart nneɣ. D mamec tuɣa yemma meskina, tuɣa mkuř ass ttraddaf ayi uřa d nettat,
teysi kidi ijj n wemnus d ameqqṛan war idji d ameẓẓyan. Uca yemma mkuř ass teḥḍ
ayi, mkuř ass ttřaddaf ayi, txezzar ma zemmareɣ ad ffɣeɣ niɣ war zemmareɣ. Uca
meřmi mma i dd yufu wass, necc aqqa ayi tneɛdameɣ aqqa ayi degg ijj n ttamara d
tameqqṛant war tedji d tameẓẓyant.
Řextu řextu aqqa ayi ɛad heřceɣ zi manawya i
dayi yemsaren. Řextu řextu ɛeqřeɣ x wemcum nni uḥejjam i dd yusin x umuṭur ɣari.
D wenni i xafi yeffɣen x tudart inu, d wenni i tuɣa dayi yenɣin di ṣṣeḥt inu
war ssineɣ cḥař n wussan. Necc ɛad heřceɣ řextu řextu. Necc zi manaya aqqa ayi ɛad
heřceɣ war qqimeɣ ca texseɣ iḥejjamen, war qqimeɣ ca texseɣ iḍbiben uřa d spiṭarat.
Necc mři ɣa yafeɣ iři war xasen tesřiɣ. Suya necc aqqa ayi ɛad řextu řextu war
zemmareɣ ad ttuɣ ticti ya, war zemmareɣ ad ttuɣ asendef a i dayi yemsaren di
tudart d wussan n temẓi inu.
Besnijdenis
De dagen gingen voorbij. Ik
herinner me als de dag van vandaag dat mijn ouders mij wilden laten besnijden.
Ik herinner me hoe ons huis gevuld was met mensen alsof er een feest of een
bruiloft aan de gang was. En ik had niet door dat het feest voor mij georganiseerd
was. Ik was gewoon met mijn vriendjes aan het spelen voor de deur. Op een
gegeven moment arriveerde er een man op een motor. De motor had een groot
windscherm voorop. De man had een enorme plastic bril op die even groot was als
een duikbril. Hij joeg me gelijk enorme angst aan. Eén van de kinderen met wie
ik speelde zei: ‘Ken je deze man? Weet je waarvoor hij hierheen is gekomen?’ Ik
zei: ‘Nee, waarvoor is hij gekomen?’ De jongen zei: ‘Deze man komt je besnijden!’
Ik werd meteen ontzettend bang en vluchtte snel naar een plek die “Arimam”
heet. Mijn vader kwam achter me aan.
Hij pakte me beet, stopte me in een mand
en nam me mee. We gingen al spelend terug naar huis. Hij bracht me naar de
kamer waar hij me tussen de gasten op veelkleurige kussens neer zette. De
gasten moesten mij bezig houden. Ze speelden met me, maar ik voelde dat er iets
aan zat te komen. Ik was erg bang. Ondertussen zei die man elke keer: ‘Kijk
eens naar boven, kijk een vogeltje, kijk wat een mooi vogeltje daar boven.’
Maar ik weigerde naar boven te kijken. De man bleef maar aandringen. Hij wees
opzichtig naar de daken en balken boven me en zei: ‘Kijk eens wat een mooi
vogeltje daar.’
Uiteindelijk heeft die man me dus flink te grazen genomen. Mijn
gezondheid was eraan. Ik heb echt een hele lange periode moeten genezen. Ik kon
niet opstaan en niet bewegen. Ik ben een hele tijd ziek geweest en ik ben er
eigenlijk nog steeds niet van genezen. Als ik terugdenk aan die besnijder met
zijn grote duikbril voel ik me nog steeds niet lekker. Hij had een schaar die
even groot was al die waarmee ze schapen scheren. ‘S ochtends had ik nog het
meest last, ik kon me totaal niet bewegen. Ik kon ook niet uit bed komen. Wij
hadden toen schapenwollen dekens die bleven plakken aan de wond na de besnijdenis.
Als ik de deken afdeed begon de wond te bloeden. Daardoor kon ik niet buitenspelen,
wat ik natuurlijk heel graag wilde. Mijn arme moeder vond het ook allemaal erg
voor me. Ze liep de hele tijd achter me aan. Ze hield me de hele tijd in de
gaten. Ze keek of ik wel naar buiten kon of niet.
Ik ben er nog steeds ziek
van. Ik kan me die verschrikkelijke besnijder op z’n motor nog goed herinneren.
Hij heeft me heel veel dagen werkelijk laten lijden. Ik kan besnijders tot op
de dag van vandaag nog steeds niet uitstaan. Ik kan door deze gebeurtenis ook niet
tegen artsen en niet tegen ziekenhuizen. Ik zou er het liefst niets vanaf
weten. Dit voorval uit mijn jeugd zal ik nooit vergeten.
Reacties
Een reactie posten